Ullr

In zijn Stads- en dorpskroniek [1859] schrijft Marten Douwes Teenstra in Bijlage C van het boek iets over de historie van De Marne en Ulrum. We bekijken het stuk over Ulrum.

Niet op waarheid gebaseerd

Na een inleiding over het gebied De Marne – wat we misschien later nog eens doornemen – probeert  Teenstra te herleiden waar het woord Ulrum vandaan komt. Hij waarschuwt al bij voorbaat dat het maar giswerk van hem is.

Minder zeker is de beteekenis en oorsprong van de namen Ulrum en Azinga. Nimmer hebben wij daarop een bevredigend antwoord mogen ontvangen, en ofschoon wij ons niet onder de Etymologen durven rangschikken, wagen wij het in dezen eene gissing in het midden te brengen; iets wat wij volstrekt niet als een geschiedkundige zekerheid willen mededeelen; wij geven het om beter en zeggen met onze zeelieden: “die het weet mag het zeggen, daar huurt de schipper zijn volk op”. Ter zake dan.

Misschien is Ulrum, of naar de provinciale uitspraak Olrom, eene verkorting van Uller-um, of Ollerom, dat zich bij versnelde uitspraak als Uldrum of Oldrom doet hooren, en later Ulrum of Olrom werd. Zoo werd ook het Oldebert (oude buurt) in het westerkwartier Toldebert nu Tolbert.

Uller of Oller was een voorzoon van den schoon-lokkigen Sif [*], welke Sif later de gemalin van Thor werdt.   

 [*] Noorse Mythologie

Teenstra duikt hier in de Noorse Mythologie, waarvan hij, evenals de Griekse en Romeinse, de goden bij naam goed kende. Zoals wij of onze kinderen de diverse Walt Disney figuren of Pokémon karakters kennen, heeft Teenstra in zijn kinderjaren geboeid over deze goden gelezen.

Uller

Het is niet onwaarschijnlijk dat Oller, Uller of Ul ook in deze kustlanden, op eene wierde en in de nabijheid eener goede haven [**], door de Friezen (waaronder men ook Groningerland begreep) en door de Noormannen, die deze gewesten in de 8ste  en 9de eeuw veel bezochten, vereerd geworden is, en dat zij die godheid hier een tempel of beeldtenis gesticht hadden; zoo als ook de beeldtenis van Stavo in eenen aan hem gewijden tempel in Stavo’s-Stad vereerd werd, en waarvan Stavoren in Friesland, Staveren in noordelijk Gelderland, en Stavenisse in Zeeland, hunne namen ontleenden […]. Uller-um zoude dus Ullerheem beteekenen, even eens als Bedum bedeheem, heem des gebeds beteekent, zijnde bij verkorting Beem, zoo als Stedum Steem, welke laatste naam een omzetting van heemstede is.

Weer zegt Teenstra dat de naamsafleidingen niet meer dan gissingen zijn, zoo als dit in de etymologie maar al te dikwerf het geval is.  

Om vervolgens weer te stellen: Het is hoogstwaarschijnlijk dat Ulrum reeds eeuwen, vóór de komst van de Noormannen in deze gewesten, bestaan heeft en eene der oudste dorpen van het toenmalige Friesland was. De Friezen waren in de vroegste eeuwen reeds bekend als de grootste beminnaars van het schaatsijs … Geen wonder dan ook dat de oude Friezen in vroegere eeuwen den wintergod, die hen het schaats-ijs gaf, vereerden, en dat zij hem op de meest bezochte terpen aan voorname zeehavens, een tempel met afgodsbeelden stichteden. Misschien was dan ook op de westersche wierde, van het nog bestaande Ulrum, ook zoodanige heilige plaats, als liggende in de nabijheid van Portus Marnamanis, terwijl de Oosterwierde tot eene regtsplaats der Azen diende … De naam Ulrum is ongetwijfeld van een heidenschen oorsprong.

[**] Zeehaven Portus Marnamanis

Hier doelt Teenstra op de zeehaven Portus Marnamanis, die door de Grieks/Romeinse Ptolemaeus [± 87-150 na Chr.] genoemd werd in zijn geografische beschrijvingen. Aan de hand van dit werk kon men een serie kaarten tekenen van de gehele aan de auteur bekende wereld.

Er zijn diverse gedachten (geweest) over waar deze zeehaven moet zijn geweest, zoals Berlikum (Petrus Nota in 1781), Ameland (Jan Wagenaar, 1785) of Raerd bij Grou (Simon Stijl, 1786), of het Marsdiep bij Texel (H. Hettema, 1938).

Van der Aa schreef [1848] dat sommigen dachten dat Vliedorp het oudste dorp van Groningen zou zijn en dat dit (net als Leens en Zoutkamp) de plek zou kunnen zijn van zowel de Romeinse vestingen Phleum en Flevum (Vliedorp) en de Romeinse haven ‘Manarmanis Portus’ waarover Ptolemaeus schreef.

In dat opzicht zat Teenstra nog niet zo verkeerd met zijn gissing dat de Romeinen een bedevaartsplaats van de Noormannen hadden gezien in de zeehaven ‘Manarmanis Portus’. Die volgens bovenstaande kaart, volgens Van der Aa, en volgens Teenstra in onze regio moet zijn geweest. Volgens Van der Aa bij Vliedorp, volgens Teenstra bij Ulrum.

Want Ulrum =  Ullerheem = (t)huis van Ullr.

Samengevat gist Teenstra dat Ulrum zijn naam kreeg omdat hier, op de westelijke wierde, de wintergod Ullr werd aanbeden.

 

Azen

Teenstra zegt ook dat de oostelijke wierde het gebied was van de  Azen (regters) van de Marne. Weer verwijst hij naar de Noorse mythologie, waarbij de Azen geboren waren uit het huwelijk van Odin en Freya. Graafschappen werden in het oud-fries Goën, goo, gau, ga, enz genoemd. Hunse-go, Fivel-go, Ooster-go en Wester-go waren graafschappen (goën). Een go werd verdeeld in onderkwartieren = ambten. Een ambtman hield 1x per maand een te-regtzitting  onder een gewijde boom of een voor overstroming beveiligde heuvel (hier doelt Teenstra dus op een wierde), met 12 bijzitters of raadsleden. De rechters werden Azingen, Aesgen of Aedsges genoemd.  De plaats waar ‘de schelta met zijn Azen’ zitting hield, heette Azenga. Zoo was ook de Asinga of Azenga bij Ulrum de regtshoofdplaats van de Marne, zoo als ook Ulrum op de westersche wierde vóór de invoering van het christendom de hoofdplaats der priesters, in het behandelen van gewijde zaken, was.

Oftewel, de conclusie van Teenstra was dat ook de naam Asinga was afgeleid van de Noorse mythologie.

Conclusie?

Ik hou het persoonlijk bij een verzinsel, oftewel  de gissingen zoals Teenstra het zelf al noemde. Al moet ik wel toegeven dat het reflecteren naar de Noorse mythologie en ‘Huis van Ullr’ een bepaalde charme met zich brengt.

Misschien kent iemand van u de exacte waarheid van de herkomst van het woord Ulrum. En de herkomst van het woord Asinga.

Om ook hierin met Teenstra te spreken: Wie het weet mag het zeggen. Ik hoor het graag.

 

Bronnen: M.D. Teenstra, Stads- en dorpskroniek, Groningen Friesland Drente (mei 1859; herdruk 1974); terpenenwierdenland.nl; maps-prints.com; delpher.nl.

 

Jaap Tuma, secr. Stichting Ulrum 1834

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *