MD Teenstra (5)

225e geboortedag Teenstra

Op 17 september 2020 besteedde RTV Noord aandacht aan  de ‘verjaardag’ van Marten Douwes Teenstra. Reinder Smith, verslaggever van RTV Noord op het gebied van historische onderwerpen en het stadse leven vertelde: “Hij mislukte als boer en werd één van de belangrijkste strijders tegen de slavernij.”

Dat mislukken had zo zijn reden, namelijk de recessie die enorm veel boeren trof, maar op de website wordt dat gelukkig genuanceerd:

“Er is steeds meer aandacht voor een duister deel van onze geschiedenis: de slavernij. Nederland kende slavenhouders en -handelaren, maar ook strijders tegen de slavernij. Een van de eerste en belangrijkste was de Groningse boer Marten Douwes Teenstra.

Teenstra (1795-1864) werd vandaag precies 225 jaar geleden geboren in de polder Ruigezand onder Zoutkamp. Hij kwam uit een van de rijkste boerenfamilies van Groningen. Toen hij 25 jaar was kocht zijn vader een boerderij met 100 hectare grond voor hem. Maar de graanprijzen zakten en Teenstra slaagde er niet in om het bedrijf tot een succes te maken. In 1827 verkocht hij de boerderij en probeerde zijn geluk in Nederlands-Indië en Suriname en daar werd hij geconfronteerd met de slavernij.

Al snel ontwikkelde Teenstra een grote afkeer van de slavernij en dat stak hij niet onder stoelen of banken. De Nederlanders in Suriname, vooral de plantage-eigenaren, konden die kritiek niet waarderen en maakten Teenstra het leven in Suriname onmogelijk. In 1834, na zeven jaren in Suriname, kwam hij terug naar Nederland en ging in Ulrum wonen.

Zijn verdere leven besteedde hij aan het schrijven van boeken over zijn verre reizen en over het onrecht van de slavernij.

Teenstra had zijn ogen goed de kost gegeven in Suriname en beschreef de gruwelen die hij meemaakte in detail. Zoals de executie van vijf weggelopen slaven die ook nog brand hadden gesticht en als straf levend werden verbrand.

Met zijn boeken was hij een van de eersten in ons land die de misstanden in Suriname aan de kaak stelde, maar de reacties waren over het algemeen niet al te positief, want Teenstra was met zijn kritiek en directe stijl van schrijven zijn tijd ver vooruit.

Dat veranderde pas na het verschijnen van het boek ‘De negerhut van Oom Tom’ in 1852 over de misstanden in de Amerikaanse slavernij. Nederland begon zich te realiseren dat er een internationale beweging ontstond die tegen de slavernij streed. De misstanden die Teenstra in zijn boeken beschreef, werden eindelijk in de Tweede Kamer besproken en langzaam veranderden de opvattingen over de slavernij.

Teenstra maakte de uiteindelijke afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in 1863 nog net mee; een jaar later overleed hij. Hij werd begraven op begraafplaats de Snakkeburen in Ulrum waar nog altijd zijn grafmonument te bewonderen is.

Ook op de Geschiedenisbibliotheek van Groningen, de gezamenlijke website van de Groninger archieven, De verhalen van Groningen, Beeldbank Groningen, Levend erfgoed Groningen, Gr./A Historie en CollectieGroningen, is aandacht besteed aan “onze” Teenstra.

Uit welk nest kwam hij

Marten Douwes Teenstra (1795-1864) werd geboren in Ruigezand (Zuidhorn), als zoon van Douwe Martens Teenstra (1768-1823). Zijn vader en oom, Aedsge Martens Teenstra (1776-1818), hadden in 1795 Ruigezand ingepolderd en er twee identieke boerderijen opgebouwd. Omdat Marten Douwes uit een welvarende familie kwam, kreeg hij van jongs af aan een goede opleiding mee. In 1818 trouwde hij met Gesina Debora van der Lei (1791-1871), een predikantsdochter uit Baflo. Zij kregen vijf kinderen samen, waarvan één de leeftijd van drie jaar niet haalde. Een jaar later kocht Teenstra in Den Andel – aan de later naar hem vernoemde M.D. Teenstraweg – een boerderij die hij ‘Arion’ noemde. Dit is een dichter uit de Griekse mythologie, waarschijnlijk een verwijzing naar Teenstra’s eigen dichtkunsten.*

De landbouwcrisis die begin negentiende eeuw in Groningen aanzette, had ook effect op het boerenbedrijf van Teenstra en zijn gezin. Daarom zag hij zich in 1824 gedwongen zijn boerderij Arion te verhuren. Teenstra vertrok vervolgens naar Nederlands-Indië, met een tussenstop in Kaap de Goede Hoop, in de hoop daar zijn geluk te beproeven. Tijdens zijn korte periode in Zuid-Afrika zag hij de slechte omstandigheden waarin slaven leefden. Teenstra’s reis naar het oosten was weinig succesvol, behalve dat hij ernstig ziek werd en twee maanden uit moest rusten, slaagde hij er ook niet in om werk te vinden, waarmee hij zijn gezin zou kunnen onderhouden. In 1827 werd Teenstra alsnog gedwongen om zijn boerderij te verkopen. Hij waagde een nieuwe poging in Suriname, waar hij landbouwadviseur en inspecteur van bruggen, straten, wegen en waterwerken werd. Ook in Suriname werd hij geconfronteerd met de erbarmelijke omstandigheden waarin de slaven iedere dag moesten werken en leven.

Algauw ontwikkelde Teenstra een grote afkeer tegen de slavernij, die hij niet onder de stoelen of banken schoof. Omdat niet iedereen  zijn kritiek kon waarderen, vooral de plantage-eigenaren niet, verliet Teenstra de kolonie weer in 1834. Hij vestigde zich met zijn gezin in Ulrum, in een huis dat hij ‘Noord-Indië’ noemde. In Nederland schreef hij een groot aantal boeken, onder andere over zijn reizen en ervaringen in het buitenland. Een belangrijk thema hierin waren de slavernij en slavenhandel, volgens Teenstra een vreselijk onrecht dat afgeschaft zou moeten worden. Teenstra was één van de eersten in Nederland die openlijk over de misstanden in de kolonie schreef en ze afkeurde. In zijn boek De negerslaven in de kolonie Suriname en de uitbreiding van het christendom onder de heidense bevolking uit 1842, rekent hij af met voorstanders van slavernij:

Het zijn alleen de stemmen van de heerschzuchtige woekeraars, die uit een verkeerd begrepen eigenbelang en geldzucht dezen dwang en willekeurigen handel zoeken te verdedigen, en, ofschoon zij, met den Bijbel in den hand hunne regten zoeken te handhaven, voeren zij oorlog tegen de rede en het gezond verstand. Al beroepen zij zich nog zoo op overoude en gewettigde gewoonten, de slavenhandel en slavernij zijn in den hoogsten graad te verfoeijen.

Hoewel hij, net als zijn tijdgenoten, vond dat slaven tot een lager ras behoorden dat beschaving bijgebracht moest worden, was hij het niet met hen eens over de manier waarop dit moest gebeuren. In plaats van slaven op te voeden door ze te bekeren tot het christendom, vond Teenstra dat eerst de slavernij  afgeschaft moest worden. Op die manier zouden deze christenen geen ‘mechanisch’ opgelegd geloof aangeleerd krijgen.

Omstreden

In zijn tijd was Teenstra omstreden. Niet omdat hij zijn afkeer voor de slavernij (openlijk) uitte, maar om de manier waarop hij dit deed. Op een hartstochtelijke en emotionele wijze beschreef hij in detail het dagelijks lijden van de tot slaaf gemaakten. Dit maakt het boek uniek in zijn soort. Zo omschrijft hij in zijn boek De vruchten mijner werkzaamheden gedurende mijne reize, over de Kaap de Goede Hoop, naar Java, en terug, over St. Helena, naar de Nederlanden uit 1828, zijn bezoek aan het de gevang- en strafplaatsen van de slaven in Kaap de Goede Hoop:

Dit gevangenhuis verder ingaande, en deze hokken verder doordringende, werd mij het hart benaauwd op het hooren schreeuwen van eene meid, die men aan den, op het binnenplein staanden, geeselpaal vastgebonden had en aldaar, op verzoek van haren eigenaar, een pak gaf; een pak bestaat uit 39 slagen met een boschje van 5 à 6 dunne rottings of ook met een eind touw. Dit geschiedt op verzoek van den eigenaar, zonder eenig geregtelijk onderzoek.

In eerste instantie viel deze schrijfwijze niet in goede aarde bij het Nederlandse publiek. Pas na de verschijning van Uncle Tom’s Cabin van Harriet Beecher Stowe in 1852, sloeg deze emotionele schrijfstijl meer aan.

Intussen stuurde Teenstra talloze petities naar de Tweede Kamer waarin hij de onmiddellijke afschaffing van de slavernij eiste. In eerste instantie was dit zonder veel succes. Echter, halverwege de jaren 1850 begonnen zijn klachten hun vruchten af te werpen. De misstanden die Teenstra in zijn boeken beschreef, werden eindelijk in de Tweede Kamer besproken.

De emancipatie der slaven

Een ander werk van Teenstra’s hand is het in 1855 anoniem verschenen De Emancipatie der Slaven: bijdrage tot eene nadere beschouwing van den tegenwoordige toestand der kolonie Suriname. Hierin weet hij de argumenten die voorstanders van de slavernij hadden, feilloos te weerleggen en probeert hij de lezer van zijn zaak te overtuigen. Hierin maakte Teenstra duidelijk dat als men gezamenlijk tegen dit onrecht optrad, men sterker zou staan. Zoals hij zelf schreef:

“Zeg niet: ‘wat kan ik er aan doen; mijne stem is niet meer dan een druppel water in de oceaan,’ – Goed, maar vele druppels kunnen den grond vruchtbaar maken en goede vruchten doen geven.”

Teenstra maakte de uiteindelijke afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in 1863 nog net mee, een jaar later overleed hij. Hij werd begraven op de begraafplaats de Snakkeburen in Ulrum. Op zijn graftombe staat een door hem zelf geschreven gedicht.”

 Ulrum 1834 en 2020

Voor de trouwe lezer van deze column is bovenstaande geen nieuwe informatie. Ik schreef er al diverse keren over. Nieuw voor mij is wel dat er kennelijk steeds meer aandacht komt voor Teenstra (of lijkt dat voor mij zo?). Hoewel meester J.S. van Weerden uit Zuurdijk in de 60-er jaren, uitgeverij M.A. van Seijen uit Leeuwarden rond 1973 en drs. IJ. Botke in de 80-jaren met boeken en tentoonstellingen Teenstra zijn leven en werken hebben gepubliceerd, heb ik zelf hem pas leren kennen via het Ulrum van 1834. Dat deze man (Seijen schreef ‘een zeer merkwaardig man moet het geweest zijn’) mij zo in de greep zou krijgen had ik als niet-geïnteresseerd-in-geschiedenis-persoon, 10 jaar geleden niet gedacht. En dat deze onbekende Ulrumer eigenlijk een bekende Nederlander had moeten zijn, daarvan raak ik steeds meer overtuigd.

Met de huidige discussies over discriminatie, slavernij, vrijheid van … etc blijft Teenstra actueel. U leest het in mijn columns.   

 

Boek, tentoonstelling, museum

Inmiddels ben ik al een tijd bezig met een roman over Marten Douwes. Ook dat schreef ik u al eens. En ik heb al wel zoveel materiaal dat daar ook wel een tentoonstelling aan gekoppeld kan worden.   

 De opening van het museum Ulrum 1834 zou daar een geschikt moment voor zijn. Maar dat zeg ik onder voorbehoud. Niet dat het museum er niet gaat komen, want dat komt wel. Al liggen de vergaderingen wegens corona enigszins stil.

Maar het museum komt.    En mijn boek ook.

Al gaat het dan niet zo snel. Misschien omdat ik altijd denk dat er meer in verwerkt moet worden en maar blijf ‘studeren’. Ik ken mijn valkuil.

Ach, ik blijf het leuke onderwerpen vinden: 1834, Teenstra, Ulrum en de spiegel naar het heden. Ik hoop u ook.

 

Ullr

Een volgende keer zal ik het stuk van Marten Douwes plaatsen dat hij geschreven heeft over ons dorp Ulrum. En dat hij dacht dat de naam wel eens van de wintergod Ullr afgeleid zou kunnen zijn.  

 

Jaap Tuma, secr. Stichting Ulrum 1834

 

Bronnen: rtvnoord.nl , geschiedenisbibliotheekgroningen.nl,  genealogieonline.nl

26 antwoorden op “MD Teenstra (5)”

  1. Zeer geachte Heer Jaap Tuma,wat een mooi introductiestuk over Marten Douwes Teenstra. Uw boek “En toch zal ik ” geeft een boeiend beeld van een dappere Einzelganger en pionier met betrekking tot slavernijpraktijken,verweven in zijn persoonlijke levensverhaal in de eerste helft van de 19de eeuw. Op “Boekwinkeltjes” kwam ik nog meerdere titels van geschriften van DMT tegen. Als Groninger van geboorte(Stad) en ook nog met Friese voorzaten(Hardegarijp) blijf ik geinteresserd in Stad en Lande. Het is u gelukt deze man met verve expressief weer op het doek van ons netvlies te projecteren. Dank! Met vriendelijke groet,Jan Hoekstra

  2. Pingback: the help essays
  3. Pingback: Secnidazole
  4. Pingback: cialis 20 mg usa
  5. Pingback: gabapentin 25mg
  6. Pingback: abilify shot
  7. Pingback: stromectol xl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *