De in Ulrum gemaakte expositie over Marten Douwes Teenstra gaat naar Amsterdam! In juli, augustus en september 2023 wordt het materiaal daar tentoongesteld in het Multatuli museum.
“En daar zijn we echt heel erg blij mee”, aldus Jaap Tuma van de organiserende stichting Ulrum 1834, tevens auteur van het bij de expositie uitgegeven boek over Teenstra. “Geweldig dat men ook in Amsterdam aandacht aan deze bijzondere Groninger wil geven. Ze zijn hier geweest om de materialen te bekijken en ze vonden het prachtig. Niet alleen qua materiaal, maar ook het inhoudelijke verhaal. Fijn dat ook zij vinden dat Teenstra een podium verdient.”
Dat podium is vooral voor Teenstra [1795-1864] zijn werkzaamheden als abolitionist, oftewel voorstander tot afschaffing van de slavernij. De link met het Multatuli museum is daarmee niet vreemd. Eduard Douwes Dekker [1820-1887] schreef onder de pseudoniem Multatuli het beroemde boek “Max Havelaar”. Het boek verscheen in 1860 en wordt tot op de dag van vandaag herdrukt. Het boek zorgde samen met ‘Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet’ (1854, Van Hoëvell) en ‘De hut van oom Tom’ (1853, H.B. Stowe) voor een verandering bij de Nederlandse bevolking en politiek rond het slavernijgebeuren.
Al ver daarvoor had Marten Douwes Teenstra in zijn boeken vanaf 1828 al sterk afkeurend geschreven over de slavernij. Hij schreef veel boeken en bestookte de regering met verzoekschriften om een einde te maken aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Mede door zijn inbreng kwam de discussie over de slavernij op gang, waarvoor kamerlid baron Van Hoëvell hem in 1855 bedankte.
Hoe de expositie in Amsterdam ingericht zal worden wordt nog nader bekeken. Aannemelijk is dat daar niet het gedeelte over de in 2022 gehouden Bitterzoet Erfgoed onderdelen zullen komen. Dat gaat immers vooral over Groningen stad en ommeland. In het Bitterzoet Erfgoed project was ook al veel aandacht voor Teenstra. Dat voor Marten Douwes nu ook op landelijk gebied interesse komt is terecht, aldus Tuma. Het toont aan dat het verhaal veel breder is dan Ulrum en Groningen, het verdient ook nationale aandacht.
“Ook nationaal en zelfs internationaal is Teenstra wel beschreven hoor, maar de bekendheid is toch beperkt gebleven bij vooral historici. En ook hier in Groningen was zijn naam grotendeels vergeten. Ik had als Ulrumer ook nog nooit van hem gehoord. Maar ben sindsdien helemaal gefascineerd geraakt in hem. Gelukkig anderen nu ook. ”
De expositie is in Ulrum alleen nog op 1 juli 2023 te bekijken. In oktober en november is de expositie weer te bezichtigen in de bibliotheek te Leens. In de tussenliggende periode dus in Amsterdam.
Wilt u de expositie nog zien inclusief het scholenproject en andere materialen, dan heeft u alleen nog op 1 juli de laatste kans in Ulrum!
[foto wandposter ‘Noord-Indië. Het kleed blijft hangen bij het groene kruisgebouw aan de Leerweg als blijvende herinnering aan de expositie en aan Teenstra]
Nadat Teenstra in 1825-1826 in Oost-Indië en van 1828-1834 in West-Indië was geweest, vestigde hij zich in 1834 bij zijn vrouw en kinderen in Ulrum, waar hij het huis ‘Noord-Indië’ noemde.
Marten Douwes Teenstra woonde van 1834 tot zijn dood in 1864 in Ulrum, waar hij begraven ligt op de oude begraafplaats aan de Snakkeburen.
Hij werd in 1795 geboren op het Ruigezand. Zijn vader en oom hadden dat gebied ingedijkt en bewerkt en er hun grote boerderijen gebouwd. Vader, oom en ook opa waren vooruitstrevende boeren. Ook Marten Douwes had dat graag gewild. Hij bouwde in de Noordpolder voor veel geld zijn boerderij Arion, maar tegen de tijd dat het grote geld binnen moest stromen kelderden de graanprijzen.
Net als 1900 andere boeren in de provincie kwam hij financieel in de problemen. Men vroeg aan de koning (Willem 1) om hulp, maar dat bleef uit. Wel mocht Marten naar de koloniën om te kijken of hij daar de landbouwtechnieken kon verbeteren. Het liep uit op niets, hij kreeg er mede wegens de net begonnen Java-oorlog geen werk. Maar vooral werd hem geen baan gegund omdat zijn ‘kruiwagen’ mr Muntinghe niet meer zo geliefd was in de Oost.
Twee jaar later mocht Teenstra naar West-Indië, naar Suriname, waar hij 6 jaar verbleef. Als landbouwdeskundige en later als opzichter van bruggen en wegen zag hij zowel op de plantages als in de stad de gruwelijke behandeling van de slaafgemaakten daar.
De gevluchte huisslaven Cojo, Mentor en Present hadden een groot deel van de houten woningen in Paramaribo in vlammen laten opgaan. Teenstra zijn voornemen om daarover een boek uit te brengen, inclusief de executie van het drietal (de brandstapel) leverde hem een waarschuwing op van het Nederlandse gouvernement te Paramaribo. “En toch zal ik het boekske uitgeven” liet hij hen weten.
Uit zijn later in Nederland uitgegeven ongecensureerde versie blijkt dat hem die uitgave een andere functie opleverde. Na een jaar na de uitgave van het boekje in een krantenartikel iets te hebben willen schrijven wat het gouvernement weer niet goed vond, werd hij ontslagen en moest hij terug naar Nederland. “Doch ook zij hebben woord gehouden”, schreef Teenstra.
[foto banners Cojo, Mentor en Present]
De gevluchte huisslaven Cojo, Mentor en Present werden in 1833 levend verbrand voor hun ‘terroristische activiteiten’. Tegenwoordig worden ze in Suriname als verzetsstrijders herdacht.